Oefen je grammatica voor de toets Unit 2 klas 3 blue label
Oefenen met de Simple Present en Present Perfect (I go en I have gone)
- oefening 1: multiple Choice met de Simple Present en de Present Perfect
Oefenen met de Simple Past en Present Perfect (I went en I have gone)
- oefening 1: multiple Choice met de Simple Past en de Present Perfect
- oefening 2: multiple Choice met de Simple Past en de Present Perfect
- oefening 3: invuloefening met de Simple Past en de Present Perfect
- oefening 4: multiple Choice met de Simple Past en de Present Perfect
- oefening 5: multiple Choice met de Simple Past en de Present Perfect
- oefening 6: twee oefeningen met de Simple Past en de Present Perfect
Oefeningen met who, which, that of geen betrekkelijk voornaamwoord
- oefening 1: maak van twee zinnen een zin met behulp van who of which
- oefening 2: invuloefening met who of which
- oefening 3: invuloefening met who of which
- oefening 4: multiple choice oefening waar je moet beslissen of je who of which kunt weglaten of niet
- oefening 5: verschillende oefeningen met who, which, that of geen betrekkelijk voornaamwoord
- oefening 6: verschillende oefeningen met who, which, that of geen betrekkelijk voornaamwoord
Oefeningen met who, which of whose
- oefening 1: twee oefeningen met who, which en whose
- oefening 2: multiple choice oefening met who, which en whose
- oefening 3: invuloefening met who, which en whose
Oefeningen met o.a. must, may, might, can, can’t, could, would en should
- oefening 1: multiple choice oefening met could, might, would en should
- oefening 2: invuloefening met can, could, have to, must, might en should
- oefening 3: sleur en pleur oefening met can, could, may, might, should and would.
- oefening 4: multiple choice oefening met verschillende hulpwerkwoorden
- oefening 5: invuloefening met must, can’t, could, may en might
- oefening 6: multiple choice oefening met can, could, may, might en must
- oefening 7: invuloefening met can, could, may en might
- oefening 8: multiple choice oefening met can, cannot, could, may (not) en might (not)
- oefening 9: multiple choice oefening met can, couldn’t, should, shouldn’t en must
- oefening 10: invuloefening met should, shouldn’t, can, can’t en couldn’t
Oefen je woordjes met de gecontroleerde WRTS-lijsten van ThiemeMeulenhoff.
Oefen je zinnen met de ongecontroleerd lijsten van Woordjesleren.