↓
 

Arsenal header engels klaslokaal

Engels Klaslokaal

oefenen met Engelse grammatica en quizzen over Engelse taal, literatuur en nog veel meer

  • Engels Klaslokaal
  • Oefenen met grammatica
    • Oefenen met 1 tijd
      • Simple Present
      • Simple Past
      • Present Perfect
      • Past Perfect
      • Present Continuous
      • Past Continuous
      • Present Perfect Continuous
      • Past Perfect Continuous
      • Gebiedende wijs
    • Oefenen met 2 tijden
      • Simple Present – Present Continuous
      • Simple Past – Present Perfect
      • Simple Past – Past Perfect
      • Simple Past – Past Continuous
      • Past Perfect – Past Perfect Continuous
      • Present Continuous – Present Perfect Continuous
      • Present Perfect – Present Perfect Continuous
    • Oefenen met meerdere tijden
      • Korte ja/nee antwoorden
      • Onregelmatige werkwoorden
      • Lijst onregelmatige werkwoorden
      • Mix van tijden
      • Tag question
    • Oefenen met hulpwerkwoorden
      • can, could, to be able to
      • am/is/are
      • was/were
      • to have to
      • will, won’t, shall, shan’t
      • will, would, shall, should
      • mix van hulpwerkwoorden
      • modaliteiten
    • Oefenen met de toekomende tijd
      • Future Simple
      • to be going to
      • Future Continuous
      • Future Perfect
      • Future Perfect Continuous
      • Future mix
    • De lijdende vorm
      • Lijdende of bedrijvende vorm
      • Simple Present Passive
      • Simple Past Passive
      • Continuous Passive
      • Perfect Passive
      • De lijdende vorm met hulpwerkwoorden
      • De lijdende vorm in verschillende tijden
      • Double object passive
      • Personal passive
    • Overig
      • A/an/the
      • Alfabet
      • Betrekkelijke voornaamwoorden (who(m)/whose/which/that, etc)
      • Bezitsvorm ‘s / s’ / of
      • Bezittelijke voornaamwoorden (my/mine/of mine etc.)
      • Bijwoord en bijvoeglijk naamwoord
      • Enkelvoud, meervoud / telbaar, ontelbaar
      • Few, a few, little, a little
      • For en since
      • Gerund en to-infinitive
      • Telwoorden en de datum
      • If-zinnen (voorwaarde)
      • Interrogative pronoun (who, what, which, etc.)
      • Klokkijken
      • Much/many/a lot of
      • Persoonlijke voornaamwoorden (I, me, you, he, him, etc.)
      • some en any
      • this/that/these/those
      • Trappen van vergelijking (-er/-est of more/most)
      • Voegwoorden en verbindingswoorden
      • Wederkerende voornaamwoorden (myself/yourself, etc.)
      • Woordvolgorde
  • New Interface
    • klas 1 blue label (t)/havo/vwo
      • Unit 1
      • Unit 2
      • Unit 3
      • Unit 4
      • Unit 5
      • Unit 6
      • Unit 7
      • Unit 8
    • Klas 2 blue label havo/vwo
      • Unit 1
      • Unit 2
      • Unit 3
      • Unit 4
      • Unit 5
      • Unit 6
      • Unit 7
      • Unit 8
    • klas 3 vmbo yellow label k/g/t
      • Unit 1
      • Unit 2
      • Unit 3
      • Unit 4
      • Unit 5
      • Unit 6
      • Unit 7
    • klas 3 blue label (t)/havo/vwo
      • Unit 1
      • Unit 2
      • Unit 3
      • Unit 4
      • Unit 5
      • Unit 6
      • Unit 7
  • Quizzen
    • Amerikaanse presidentsverkiezingen quiz
    • Engelse accenten quiz
    • Engelse brief en mail quiz
    • H/V Kennis van Land en Samenleving quizzen
      • H/V Amerika en Groot-Brittannië quiz
      • H/V Amerika quiz
        • Verenigde Staten: geografie
        • Verenigde Staten: geschiedenis
        • Verenigde Staten: staatsinrichting en verkiezingen
        • Verenigde Staten: onderwijs
        • Verenigde Staten: kranten en tijdschriften
      • H/V Groot-Brittannië quiz
        • Groot-Brittannië: Engelstalige wereld / geografie
        • Groot-Brittannië: geschiedenis tot aan 20e eeuw
        • Groot-Brittannië: geschiedenis vanaf 20e eeuw
        • Groot-Brittannië: verkiezingen / politieke termen / staatsinrichting
        • Groot-Brittannië: onderwijs
        • Groot-Brittannië: kranten en tijdschriften
      • H/V 10 vragen over Amerika en Groot-Brittannië
    • VMBO Kennis van Land en Samenleving quizzen
      • VMBO Amerika en Groot-Brittannië quiz
      • VMBO Amerika quiz
      • VMBO Groot-Brittannië quiz
    • Shakespeare quiz
  • Kijken en luisteren
    • TED Talk The magic washing machine
    • TED Talk The surprising science of happiness
    • TED Talk Your body language shapes who you are
    • TED Talk What if you could trade a paperclip for a house?
  • Literature
    • Old English and Middle English
    • William Shakespeare
    • War Poets
  • Nuttige links
  • nl
  • en
Home→Oefenen met grammatica→Oefenen met 1 tijd  
 

Oefenen met 1 tijd

Oefen met de vorm en de toepassing van 1 Engelse tijd

Present Tense Past Tense
simple Simple Present (He goes) Simple Past (He went)
perfect Present Perfect (He has gone) Past Perfect (He had gone)
continuous Present Continuous (He is going) Past Continuous (He was going)
perfect continuous Present Perfect Continuous (He has been going) Past Perfect Continuous (He had been going)
Imperative – Gebiedende wijs (Go – Don’t go)

 

Engelse tijden

  • enEnglish
©2019 - Engels Klaslokaal
↑
error:
  • nlNederlands
  • enEnglish
This website uses cookies to improve your experience.