Gebruik

In het Engels is het beleefd om een ja/nee vraag te beantwoorden met een kort antwoord in plaats van alleen yes of no.

Vorm

ja antwoord = yes + persoonlijk voornaamwoord + hulpwerkwoord

Are you at home? Yes, I am.
Can your mother play the guitar? Yes, she can.
Will that actor be the next James Bond? Yes, he will.
Has the package been delivered? Yes, it has.
Is
the dishwasher working well? Yes, it is.
Do you two know each other? Yes, we do.
Does your sister live in London? Yes, she does.
Did you get my e-mail? Yes, I did.

nee antwoord = no + persoonlijk voornaamwoord + hulpwerkwoord + n’t/not

Are you at home? No, I‘m not.
Can your mother play the guitar? No, she can’t.
Will that actor be the next James Bond? No, he won’t.
Has the package been delivered? No, it hasn’t.
Is
the dishwasher working well? No, it isn’t.
Do you two know each other? No, we don’t.
Does your sister live in London? No, she doesn’t.
Did
you get my e-mail? No, I didn’t.

  • het korte antwoord bestaat altijd uit drie woorden: yes/no (1) + persoonlijk voornaamwoord (2) + hulpwerkwoord (+n’t / not) (3)
  • in het korte antwoord herhaal je het hulpwerkwoord uit de vraag
  • in het korte antwoord gebruik je altijd een persoonlijk voornaamwoord.
    • je antwoordt met I (enkelvoud) of we (meervoud), als de vraag aan jou of jullie (you) is gericht
    • in de vraag staat er soms geen voornaamwoord. Bedenk dan welk voornaamwoord je moet gebruiken. (your mother = she, that actor = he, the package = it, the dishwasher = it, you two = we, your sister = she)

Oefeningen

korte ja/nee antwoorden in de tegenwoordige tijd (Are you tired? Yes, I am / No, I’m not)

  • oefening 1: invuloefening met de tegenwoordige tijd van to have 
  • oefening 2: invuloefening met de tegenwoordige tijd van to be
  • oefening 3: invuloefening met de tegenwoordige tijd van to be
  • oefening 4: invuloefening met de tegenwoordige tijd van can
  • oefening 5: invuloefening met de tegenwoordige tijd van to be, to have, to do en can
  • oefening 6: invuloefening met de tegenwoordige tijd van to be, to have, to do en can
  • oefening 7: invuloefening met de tegenwoordige tijd van to be, to have en can
  • oefening 8: invuloefening met de tegenwoordige tijd van to be, to do en can

korte antwoorden in de verleden tijd (Were you tired? Yes, I was / No, I wasn’t. )

  • oefening 1: multiple choice oefening met de verleden tijd van to be
  • oefening 2: invuloefening met de verleden tijd van to be
  • oefening 3: multiple choice oefening met de verleden tijd van to be en to do

korte antwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd (Are you tired? Yes, I am / No, I’m not. Were you tired? Yes, I was / No, I wasn’t. )

  • oefening 1: invuloefening met to be, must en to do
  • oefening 2: invuloefening met to be, to have, must en to do
  • oefening 3: twee oefeningen met to be, to have en to do
  • oefening 4: invuloefening met de tegenwoordige en verleden tijd van to be, to have, will en can
  • oefening 5: invuloefening met de tegenwoordige en verleden tijd van to be, to have, to do en can
  • oefening 6: invuloefening met de tegenwoordige en verleden tijd van to be, to have, to do, will en can

yes/no questions

  • oefening 1: verschillende oefeningen met het maken van ja/nee vragen
  • oefening 2: maak ja/nee vragen door de woorden naar de juiste plek te slepen
  • oefening 3: maak ja/nee vragen door de woorden naar de juiste plek te slepen
  • oefening 4: maak van bevestigende zinnen ja/nee vragen

Nuttige pagina’s