↓
oefeningen
het verschil tussen what en which
- oefening 1: multiple choice oefening met what of which
- oefening 2: multiple choice oefening met what of which
- oefening 3: multiple choice oefening met what of which
who, what, which, where, when, why en how (elementary)
- oefening 1: multiple choice oefening met who, which, how, what, where en why
- oefening 2: multiple choice oefening met who, when, where en what
- oefening 3: invuloefening met who, which en whose
- oefening 4: invuloefening met why, when en where
- oefening 5: multiple choice oefening met who, when, what en where
- oefening 6: invuloefening met what, where, why, when en how
- oefening 7: multiple choice oefening met what, where, why, when en how
- oefening 8: invuloefening met verschillende vragende voornaamwoorden
- oefening 9: invuloefening met verschillende vragende voornaamwoorden
- oefening 10: invuloefening met verschillende vragende voornaamwoorden
- oefening 11: invuloefening met verschillende vragende voornaamwoorden en voorzetsels
who, what, which, where, when, why en how (intermediate)
- oefening 1: multiple choice oefening met verschillende vragende voornaamwoorden
- oefening 2: multiple choice oefening met how much, how long, how often en how well
- oefening 3: multiple choice oefening met how much, how long, how often en how well
- oefening 4: invuloefening met how, how long, how much, how often, how old, what, when, which, who en whose
- oefening 5: multiple choice oefening met verschillende vragende voornaamwoorden
- oefening 6: multiple choice oefening met verschillende vragende voornaamwoorden
wh-questions (elementary)
- oefening 1: sleur en pleur oefening met het maken van wh-questions
- oefening 2: sleur en pleur oefening met het maken van wh-questions
- oefening 3: sleur en pleur oefening met het maken van wh-questions
- oefening 4: invuloefening met het maken van wh-questions
- oefening 5: invuloefening met het maken van wh-questions
- oefening 6: invuloefening met het maken van wh-questions
- oefening 7: invuloefening met het maken van wh-questions
- oefening 8: invuloefening met het maken van wh-questions
wh-questions (intermediate)
- oefening 1: multiple choice oefening met vragen en antwoorden
- oefening 2: multiple choice oefening met vragen en antwoorden
- oefening 3: invuloefening met het maken van wh-questions en yes/no questions
subject/object questions (Who did you see yesterday? Who saw you yesterday?)
- oefening 1: invuloefening: maak een vraag waarin wordt gevraagd naar het lijdend of naar het meewerkend voorwerp
- oefening 2: invuloefening: vul het juiste vragende voornaamwoord in
nuttige pagina’s
- oefeningen met aanwijzende voornaamwoorden (this / that / these / those)
- oefeningen met betrekkelijke voornaamwoorden (who(m)/ whose/ which/ that, etc)
- oefeningen met bezittelijke voornaamwoorden (my/ mine/ of mine etc.)
- oefeningen met persoonlijke voornaamwoorden (I/ me/ you/ he/ him, etc.)
- oefeningen met wederkerende voornaamwoorden (myself/ yourself, etc)
↑
error: