Twee soorten hulpwerkwoorden
In het Engels zijn er twee soorten hulpwerkwoorden: de hulpwerkwoorden (‘auxiliaries’) die worden gebruikt om een tijd mee te vormen (to be, to do, to have) en de modale hulpwerkwoorden die aangeven of het hoofdwerkwoord als wenselijk, mogelijk, waarschijnlijk, enzovoorts gezien wordt (can, could, may, might, must, had to, ought, shall, should, will, would).
‘auxiliaries’ | modale hulpwerkwoorden |
am-is-are | |
was-were | can, could, to be able to |
has-have-had | will, won’t, shall, shan’t |
to have to | will,would, shall, should |
Wanneer gebruik je ze
Als je wilt weten wanneer je de verschillende hulpwerkwoorden gebruikt, kan je het beste naar de pagina’s mix van hulpwerkwoorden en modaliteiten gaan.
mix van hulpwerkwoorden | modaliteiten: in staat zijn, toestemming, waarschijnlijkheid, logische gevolgtrekking, noodzakelijkheid, verzoek en verplichting |
Vorm van het hulpwerkwoord
Ook kun je oefenen met de vorm van het hulpwerkwoord of bekende probleemgebieden zoals de tag-question en de korte ja/nee antwoorden.
am-is-are |
was-were |
has-have-had |
to have to |
korte ja/nee antwoorden |
tag-questions (He hasn’t gone, has he?) |