wanneer gebruik je de Simple Past

  • als een handeling of gebeurtenis in het verleden afgesloten werd (I saw him yesterday.)
    signaalwoorden: yesterday, …….. ago, when …., last week / month / year, in 2018 (het gaat in alle gevallen om een tijdstip in het verleden)
  • voor een gewoonte in het verleden (She always walked to school)

wanneer gebruik je de Past Perfect

  • voor een actie of handeling die al voltooid was op een moment in het verleden. (I had washed the car.)
  • voor een periode die in het verleden begon en tot een moment in het verleden doorging of net daarvoor stopte (I had been ill for a week when the antibiotics finally kicked in.)
  • om de volgorde van gebeurtenissen in het verleden aan te geven: de Past Perfect (had seen) gebeurde eerder dan de Simple Past (told) (I told him yesterday I had seen him on the train the day before.)

Oefeningen

Oefenen met de Simple Past (he went) en Past Perfect (he had gone)

  • oefening 1: invuloefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 2: invuloefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 3: invuloefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 4: invuloefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 5: twee invuloefeningen met de simple past en de past perfect
  • oefening 6: invuloefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 7: multiple choice oefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 8: multiple choice oefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 9: multiple choice oefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 10: invuloefening met de simple past, past perfect en signaalwoorden
  • oefening 11: invuloefening met de simple past en de past perfect
  • oefening 12: verschillende oefeningen met de simple past en de past perfect
  • oefening 13: verschillende oefeningen met de simple past en de past perfect

Nuttige pagina’s