Oefenen met verschillende tijden

  • oefening 1: ja/nee vragen maken (mix van tijden en hulpwerkwoorden)
  • oefening 2: ja/nee vragen maken (mix van tijden en hulpwerkwoorden)
  • oefening 3: invuloefening met de Simple Past (he went), Present Perfect (he has gone) en de Past Perfect (he had gone)
  • oefening 4: invuloefening met de Present Perfect (he has gone), Past Perfect (he had gone), Present Perfect Continuous (he has been going) en de Past Perfect Continuous (he had been going)
  • oefening 5: invuloefening met de Present Continuous (he is going) , Simple Past (he went), Present Perfect Continuous (he has been going) en de Past Perfect Continuous (he had been going)
  • oefening 6: invuloefening met Past Simple (he went), Past Perfect (he had gone) en Past Continuous exercise (he had been going)
  • oefening 7: invuloefening met Past Continuous (he was going), Past Perfect (he had gone) en Past Perfect Continuous (he had been going).
  • oefening 8: multiple choice oefening met Simple Present (he goes), Simple Past (he went), Present Continuous (he is going) en Present Perfect (he has gone)