Oefen je grammatica voor de toets Unit 7 klas 3 blue label
Oefenen met de present simple, present continuous en de present perfect
- oefening 1: multiple choice oefening met de simple present, present continuous en de present perfect
- oefening 2: multiple choice oefening met de simple present, present continuous en de present perfect
- oefening 3: multiple choice oefening met de simple present, present continuous en de present perfect
- oefening 4: multiple choice oefening met de simple present, present continuous en de present perfect
Oefenen met de past simple, past continuous en de present perfect
- oefening 1: invuloefening met de past simple, past continuous en de present perfect
- oefening 2: invuloefening met de past simple, past continuous en de present perfect
- oefening 3: multiple choice oefening met de past simple, past continuous en de present perfect
Oefenen met voorwaardelijke bijzinnen type 1 (if + simple present + will of won’t)
- oefening 1: multiple choice met will of simple present
- oefening 2: multiple choice met will en simple present
- oefening 3: invuloefening met will en simple present
- oefening 4: invuloefening met will of simple present
Oefenen met o.a. must, may, might, can, can’t, could, would en should
- oefening 1: multiple choice oefening met could, might, would en should
- oefening 2: invuloefening met can, could, have to, must, might en should
- oefening 3: sleur en pleur oefening met can, could, may, might, should and would.
- oefening 4: multiple choice oefening met verschillende hulpwerkwoorden
- oefening 5: invuloefening met must, can’t, could, may en might
- oefening 6: multiple choice oefening met can, could, may, might en must
- oefening 7: invuloefening met can, could, may en might
- oefening 8: multiple choice oefening met can, cannot, could, may (not) en might (not)
- oefening 9: multiple choice oefening met can, couldn’t, should, shouldn’t en must
- oefening 10: invuloefening met should, shouldn’t, can, can’t en couldn’t
Oefenen met het hele werkwoord, verleden tijd en het voltooid deelwoord van het onregelmatige werkwoord (go–went–gone).
Vul de juiste vormen in.
- oefening 1: invuloefening met de verleden tijd en voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden
- oefening 2: invuloefening met de verleden tijd en voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden
- oefening 3: invuloefening met het hele werkwoord, de verleden tijd en voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden
- oefening 4: invuloefening met het hele werkwoord, de verleden tijd en voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden
- oefening 5: invuloefening met het hele werkwoord, de verleden tijd en voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden
Oefen je woordjes met de gecontroleerde WRTS-lijsten van ThiemeMeulenhoff.
Oefen je zinnen met de ongecontroleerd lijsten van Woordjesleren.