↓
de gerund (going) (elementary)
de gerund (going) (intermediate)
- oefening 1: multiple choice met de gerund
- oefening 2: invuloefening met zinnen waarin je zelf een een gerund moet gebruiken
gebruik van de gerund na bepaalde werkwoorden (elementary)
- oefening 1: invuloefening met de gerund en de simple present
- oefening 2: multiple choice oefening met de gerund
kiezen tussen de gerund en de to-infinitive
- oefening 1: multiple choice oefening met de gerund/to-infinitive
- oefening 2: invuloefening met de gerund/to-infinitive
- oefening 3: multiple choice oefening met de gerund/to-infinitive
- oefening 4: multiple choice oefening met de gerund/to-infinitive en voornaamwoorden
- oefening 5: multiple choice oefening met de gerund/to-infinitive
- oefening 6: multiple choice oefening waarin je moet bepalen of de de gerund/to-infinitive correct wordt gebruikt
- oefening 7: multiple choice oefening waarin je moet bepalen of een werkwoord gevolgd kan worden door een gerund, to-infinitive of door allebei
- oefening 8: invuloefening met de gerund/to-infinitive
werkwoord + zelfstandig naamwoord/voornaamwoord + to-infinitive
- oefening 1: invuloefening met werkwoord + zelfstandig naamwoord/voornaamwoord + to-infinitive
‘for’ + zelfstandig naamwoord/voornaamwoord + heel werkwoord
- oefening 1: multiple choice oefening for + noun/pronoun + infinitive
- oefening 2: invuloefening met de vorm van de constructie for +zelfstandig naamwoord/voornaamwoord + heel werkwoord
↑
error: