oefeningen

de regelmatige vorm van het meervoud (one car – two cars)

  • oefening 1: multiple choice met de regelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 2: invuloefening met de regelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 3: invuloefening met de regelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 4: invuloefening met de regelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 5: multiple choice oefening met woorden die eindigen op -f
  • oefening 6: invuloefening met woorden die eindigen op -f(e)
  • oefening 7: invuloefening met woorden die eindigen op -o-
  • oefening 8: invuloefening met woorden die eindigen op -e- en -s
  • oefening 9: invuloefening met woorden die eindigen op y-

de onregelmatige vorm van het meervoud (one man – two men)

  • oefening 1: multiple choice met de onregelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 2: invuloefening met de onregelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 3: invuloefening met de onregelmatige vorm van het meervoud

de regelmatige en onregelmatige vorm van het meervoud

  • oefening 1: multiple choice met de regelmatige en onregelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 2: invuloefening met de regelmatige en onregelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 3: invuloefening met de regelmatige en onregelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 4: invuloefening met de regelmatige en onregelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 5: invuloefening met de regelmatige en onregelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 6: invuloefening met de regelmatige en onregelmatige vorm van het meervoud
  • oefening 7: invuloefening met de regelmatige en onregelmatige vorm van het meervoud

bepaal of zelfstandige naamwoorden telbaar (a lump of sugar) of ontelbaar (sugar) zijn.

  • oefening 1: multiple choice oefening waarin je moet aangeven of zelfstandige naamwoorden telbaar zijn of ontelbaar
  • oefening 2: multiple choice oefening waarin je moet aangeven of zelfstandige naamwoorden telbaar zijn of ontelbaar
  • oefening 3: multiple choice oefening waarin je moet aangeven of zelfstandige naamwoorden telbaar zijn of ontelbaar
  • oefening 4:multiple choice oefening waarin je de juiste vorm van een (on) telbaar zelfstandige naamwoord moet aanwijzen
  • oefening 5: multiple choice oefening waarin je de juiste vorm van een (on) telbaar zelfstandige naamwoord moet aanwijzen
  • oefening 6: multiple choice oefening waarin je de juiste vorm van een (on) telbaar zelfstandige naamwoord moet aanwijzen

telbare en ontelbare zelfstandige naamwoorden en lidwoorden en hoeveelheidswoorden zoals some, any, much, many en a lot of

  • oefening 1: invuloefening met a, an, some, any, how much, how many, a lot of, not much of not many
  • oefening 2: multiple choice oefening met a, an, some, any, much, many, a lot of
  • oefening 3: multiple choice oefening met much, many, a lot of, any, some, a little, a few
  • oefening 4: multiple choice oefening met (on)telbare zelfstandige naamwoorden

congruentie: de overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord (A number of people were waiting for the bus.)

  • oefening 1: multiple choice oefening over de overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord
  • oefening 2: multiple choice oefening over de overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord
  • oefening 3: twee oefeningen over de overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord
  • oefening 4: twee oefeningen over de overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord
  • oefening 5: multiple choice oefening over de overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord
  • oefening 6: multiple choice oefening over de overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord

‘pair’ samenstellingen (a pair of trousers), een groep (family, government) en over enkelvoud en meervoud in het algemeen (intermediate)

  • oefening 1: invuloefening over enkelvoud en meervoud bij zelfstandige naamwoorden
  • oefening 2: multiple choice oefening over enkelvoud en meervoud bij zelfstandige naamwoorden

nuttige pagina’s