Gebruik
Er zijn in het Engels verschillende soorten if-zinnen:
- type 0: als iets altijd gebeurt, een wetenschappelijk feit (If you heat ice, it melts.)
- type 1: toekomstige handelingen (If he takes the bus, it will be cheaper)
- type 2: onwaarschijnlijke situaties (If he took the bus, it would be cheaper)
- type 3: denkbeeldige situaties in het verleden (If he had taken the bus, it would have been cheaper)
Oefeningen
type 0 (if + simple present, simple present)
- oefening 1: kies de juiste type 0 if-zin
- oefening 2: kies de juiste werkwoordsvorm
- oefening 3: vul de juiste werkwoordsvormen in
- oefening 4: vul de juiste werkwoordsvormen in
- oefening 5: maak een type 0 zin
type 1 (if + simple present, will + heel werkwoord)
- oefening 1: kies de juiste werkwoordsvorm
- oefening 2: kies de juiste werkwoordsvorm
- oefening 3: vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 4: vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 5: vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 6: vul de juiste werkwoordsvorm in
type 2 (if + simple past, would + heel werkwoord)
- oefening 1: kies de juiste werkwoordsvorm
- oefening 2: kies de juiste werkwoordsvorm
- oefening 3: vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 4: vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 5: vul de juiste werkwoordsvorm in
type 1 en 2
- oefening 1: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 2: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 3: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 4: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
type 3 (if + past perfect, would + have + voltooid deelwoord)
- oefening 1: kies de juiste werkwoordsvorm
- oefening 2: kies de juiste werkwoordsvorm
- oefening 3: vul de juiste werkwoordsvormen in
- oefening 4: vul de juiste werkwoordsvormen in
- oefening 5: vul de juiste werkwoordsvormen in
- oefening 6: kies de juiste type 3 zin
type 1, type 2 en type 3
- oefening 1: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 2: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 3: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 4: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 5: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
type 0, type 1, type 2 en type 3
- oefening 1: bepaal om welke type if-zin het gaat en vul de juiste werkwoordsvorm in
- oefening 2: bepaal om welke type if-zin het gaat en kies de juiste werkwoordsvorm
- oefening 3: bepaal om welke type if-zin het gaat en kies de juiste werkwoordsvorm